Hoe ouder je kind wordt, hoe beter hij of zij de wereld om zich heen leert begrijpen. De kennis die je kind verzamelt, kan hij of zij steeds beter onthouden. En gebruiken in nieuwe situaties.
Het geheugen wordt beter
Denken heeft te maken met taal, begrijpen, onthouden en met het oplossen van ‘problemen’. Hoe meer je kind meemaakt, hoe meer kennis hij of zij krijgt. Je kind gaat steeds meer onthouden en leert oplossingen bedenken. Als iets te hoog staat, bedenkt je peuter bijvoorbeeld dat hij of zij op een stoel kan klimmen. Dan kan je kind er wel bij!
Hoe leert een kind?
Leren heeft te maken met hoe je kind denkt en alles om zich heen ziet en verwerkt. Je kind leert doordat hij of zij kijkt naar de mensen om zich heen. Je kind doet hen na. Je kind verwerkt informatie die hij of zij krijgt. Dat betekent dat je kind informatie in het geheugen bewaart. Je kind ordent de informatie en legt verbanden met wat hij of zij al weet. Zo kan je kind de informatie weer gebruiken in nieuwe situaties.
Een voorbeeld: Sam kent het woord ‘vogel’ en hij weet al dat vogels vliegen. Nu ziet hij een vliegtuig in de lucht en roept ‘vogel’. Zijn vader vertelt hem dat dit een vliegtuig is. Het woord ‘vliegtuig’ wordt in de hersenen van Sam opgeslagen bij ‘dingen die kunnen vliegen’. Hij heeft iets geleerd en kan het ook gebruiken. De volgende dag ziet hij een vliegtuig en roept ‘tietuig’.
Denken tussen 1 en 2 jaar
Langzaam aan ontdekken kinderen tussen 1 en 2 jaar steeds meer van de wereld. Een belangrijke stap is dat ze in hun hoofd een beeld bewaren van dingen of personen die verdwijnen. Ze kunnen nu bijvoorbeeld het beeld van mama in hun hoofd ‘vasthouden’ als mama weggaat. Als mama even de kamer uit is, raken ze niet in paniek. Ze weten dat mama weer terugkomt. Je kind leert meer begrijpen en het geheugen is zich sterk aan het ontwikkelen.
Denken tussen 2 en 3 jaar
Kinderen gaan steeds meer beseffen dat ze zelf dingen kunnen veroorzaken. Ze leren bijvoorbeeld dat de bal rolt als ze ertegen schoppen. En dat er zeepbellen komen als je door de bellenblaas blaast. Ze onthouden ervaringen beter. Ze gebruiken die informatie dan in andere situaties. Als je kind heeft ontdekt hoe de afstandsbediening werkt, weet hij of zij dat bij oma de radio ook harder kan met de afstandsbediening. Je kunt nu ook met je kind praten over iets dat net gebeurd is, bijvoorbeeld over de eendjes voeren.
Tweejarigen houden zich vooral nog bezig met wat er ‘hier en nu’ is. Op wat ze echt zien en meemaken. Ze hebben nog weinig beelden in hun hoofd, nog weinig informatie in het geheugen. Ze kunnen zich ook nog niet inleven in wat andere mensen weten, denken en voelen. Dat komt tussen 3 en 5 jaar.
Denken tussen 3 en 4 jaar
Een tweejarige vraagt zich nog niet af hoe iets zo gekomen is. Driejarigen beginnen langzaam te begrijpen hoe dingen gaan. Zij hebben een beter beeld in hun hoofd van wat er is gebeurd en hoe dat gekomen is. Ze begrijpen bijvoorbeeld dat jullie kunnen eten, omdat jullie naar de bakker zijn geweest. Wel lopen fantasie en werkelijkheid nog vaak door elkaar. Je kind begrijpt soms nog niet goed wat echt is en wat niet.
Eigen tempo in leren denken
Alle kinderen leren denken op dezelfde manier. Maar ieder kind doet het in een eigen tempo. Aanleg speelt hierbij een rol, maar ook de manier waarop jij je kind uitdaagt om na te denken. Gaan jullie bijvoorbeeld samen een puzzel maken? Vraag je kind dan eens hoe hij of zij wil beginnen. Zo moedig je je kind aan om oplossingen te zoeken.