Als er iemand overlijdt, kan dat heel ingrijpend zijn. Wat begrijpt een kind op verschillende leeftijden van de dood? Kan je kind mee naar de uitvaart? En hoe help je je kind omgaan met het verdriet?
Hoe is het voor een kind als iemand overlijdt?
Meestal maakt een kind eerst het overlijden van een huisdier of een opa of oma of andere bekende mee. Dan kan een kind verdriet voelen en ook zien bij anderen. Soms dringt het niet zo door. Of er zijn andere emoties, zoals boosheid.
Je kunt niet altijd zien of merken dat kinderen rouwen. Afhankelijk van het kind en hoe dichtbij je kind bij de overledene stond, kan de reactie van je kind heel erg verschillen. Ook maakt de leeftijd nogal uit, zie verderop in dit artikel.
Helaas moeten sommige kinderen meemaken dat er iemand binnen het gezin overlijdt. Dat heeft natuurlijk veel meer invloed.
Je kind kan zijn vader, moeder, broer of zus heel erg missen. Maar er verandert veel meer. Andere gezinsleden hebben ook veel verdriet en gedragen zich anders. Bepaalde vertrouwde dingen binnen het gezin vallen weg. Misschien krijgt je kind minder aandacht. Misschien moeten jullie verhuizen. Of er komen misschien opeens veel meer mensen over de vloer. Of juist niet meer.
Je kind heeft jou hard nodig, terwijl je zelf ook heel veel verdriet hebt. Je wilt er zijn voor je kind maar soms lukt het door verdriet niet om genoeg aandacht te geven aan de (andere) kinderen. Sommige ouders worden te toegeeflijk, te beschermend of overbezorgd.
- Probeer het dagelijkse leven zoveel mogelijk door te laten gaan voor je kind. Hoe moeilijk dat ook is. Het gewone leven geeft houvast.
- Probeer steun te vinden bij vertrouwde mensen en hen bij je kind te betrekken.
- Zoek hulp als het je te veel wordt.
Hoe praat je met je kind over het overlijden en het verdriet?
Het is belangrijk dat een kind op zijn of haar eigen manier mag rouwen. Hoe lang het rouwen duurt, verschilt per kind.
- Bespreek open en rustig wat er is gebeurd en hoe het komt dat een huisdier of een persoon is overleden. Als je dat niet doet, kan je kind bang worden en misschien zelf dingen gaan verzinnen. Leg ook uit dat oudere mensen meer kans hebben om ziek te worden en te overlijden. Het kan je kind geruststellen als hij of zij weet dat een jonger iemand minder kans heeft om dood te gaan.
- Kinderen kunnen vragen stellen over de dood die je soms liever niet wilt beantwoorden. Toch is het goed om vragen wel zo open en eerlijk mogelijk te beantwoorden.
- Geef je kind de ruimte om verdriet te laten horen en zien. Vertel dat verdriet bij het rouwen hoort.
- De persoon die overleden is, blijft in de herinnering van je kind. Blijf over hem of haar praten met je kind en benoem leuke herinneringen. Maar dwing je kind niet om over hem of haar te praten.
- Het is ook goed om over je eigen gevoelens te praten. Vertel erbij dat het ergste verdriet overgaat. Je mag je eigen verdriet laten zien en dus ook huilen. Leg je kind uit waarom je huilt. Probeer wel te voorkomen dat je kind het gevoel krijgt dat je het niet meer aankunt. Daar kunnen kinderen bang van worden.
Neem je je kind mee naar de uitvaart?
Als je kind zelf zegt dat hij of zij mee wil naar de uitvaart, kun je je kind gewoon meenemen. Het kan kinderen helpen met het verdriet om te gaan. Soms dringt het dan beter door dat de overleden persoon echt niet meer terugkomt. Ze voelen steun en troost, en kunnen hun verdriet delen.
Wil je kind zelf niet mee? Dwing het dan niet.
Het is beter om je kind niet weg te houden bij de ernstig zieke of overleden persoon. Laat je kind ook zelf beslissen of hij of zij de overledene nog wil zien of aanraken. Wil je kind dat wel, vertel dan van tevoren wat hij of zij te zien krijgt.
Laat je kind afscheid nemen op een manier die bij je kind past. Bijvoorbeeld door een tekening te maken of een bloem neer te leggen bij de uitvaart.
Hoe rouwen kinderen op verschillende leeftijden?
Kinderen gaan anders om met de dood dan volwassenen. Wat de dood voor je kind betekent, hangt af van zijn of haar leeftijd en karakter.
Rouwen tot 3 jaar
Dreumesen en peuters snappen nog niet dat iemand die dood is, voor altijd weg is. Net als volwassenen kunnen ze heel verschillende gevoelens hebben. Een kind kan opgelucht zijn, omdat oma geen pijn meer heeft. Of dat er weer meer aandacht voor hem of haar is. Je kind kan ook verschrikkelijk boos worden.
Als iemand plotseling is overleden of het iemand binnen het gezin is, kan je kind bang worden dat iemand anders ook doodgaat.
Jonge kinderen moeten nog leren hoe ze met die gevoelens moeten omgaan.
Jonge kinderen laten gevoelens vaak niet direct zien met bijvoorbeeld huilen, maar via een omweg. Je merkt meestal dat je kind verdriet heeft door hoe hij of zij zich gedraagt. Sommige kinderen worden boos, ondeugend of onhandig. Andere willen graag helpen of vaker op schoot zitten. Op de kinderopvang kan het moeilijk gaan.
Laat je kind alle vragen stellen die het heeft. Ook als je steeds dezelfde vragen krijgt, is het belangrijk om telkens opnieuw antwoord te geven. Jonge kinderen stellen bijvoorbeeld vragen als:
- ‘Hoe lang blijft opa dood?’
- ‘Eten doden hetzelfde als wij?’
- ‘Waar gaat oma dan naartoe?’
- ‘Wanneer komt opa weer terug?’
Rouwen van 3 tot 6 jaar
Oudere peuters en kleuters kennen het verschil tussen leven en dood. Ze weten dat mensen en dieren dood kunnen gaan. Ze begrijpen alleen niet dat het voor altijd is. Ze zien de dood als iets tijdelijks (‘Opa ligt te slapen’). Ze zijn niet bang voor de dood en kunnen veel vragen stellen.
Ze gaan begrijpen dat dood met verdriet te maken heeft. Misschien kent je kind nog niet genoeg woorden om te praten over het verdriet.
- Geef zo open mogelijk antwoord op de vragen van je kind.
- Probeer je kind woorden te geven: ‘Ik weet dat je verdrietig bent, omdat opa dood is gegaan. Zullen we praten over welke leuke dingen jullie samen hebben gedaan?’
Je kind kan sneller boos worden of slechter gaan slapen of eten. Misschien kruipt je kind meer op schoot of vindt hij of zij het nu moeilijker als jij weggaat. ‘Kom je wel terug?’ kan je kind zich afvragen.
Vooral kleuters kunnen heftige gevoelens laten zien. Daar worden ze zelf weer bang van. Met de meeste kinderen gaat het gelukkig snel weer beter.
Rouwen van 6 tot 9 jaar
Nu begrijpen kinderen steeds beter dat de dood voor altijd is. Iemand die dood is, komt niet meer terug. Ze begrijpen nog niet wat dat precies betekent. Ze weten ook nog niet dat iedereen doodgaat. Je kind kan in de war raken of bang worden, bijvoorbeeld dat papa of mama ook doodgaat.
Op deze leeftijd heeft je kind ook interesse in de praktische dingen die bij overlijden horen. Vragen komen vaak heel nuchter over, zoals: ‘Wordt die bril ook verbrand?’ Sommige vragen lijken zelfs ongevoelig, maar je kind begrijpt de gevoelens van anderen nog niet goed. Een vraag of het buurmeisje na het overlijden van haar moeder nu een nieuwe moeder krijgt, is niet vreemd. Je kind probeert te begrijpen wat de dood betekent.
Rouwen van 9 tot 12 jaar
Op deze leeftijd weten kinderen dat alle levende dingen dood kunnen gaan. Je kind kan nu ook bang zijn voor de dood.
Kinderen op deze leeftijd vinden gevoelens als angst en verdriet soms ‘kinderachtig’. Omdat ze deze gevoelens wel hebben, gedragen ze zich soms lastig of slapen ze slechter. Al laat je kind het niet zo merken, hij of zij heeft aandacht en troost nodig.
Je kind is zich nu ook bewust van gevoelens van anderen. Misschien praat hij of zij niet met jou over het overlijden van oma, omdat je kind denkt dat jij het zelf al moeilijk genoeg hebt. Blijf dus zelf praten met je kind. Of stel voor dat hij of zij praat met iemand anders, die iets verder afstaat van de overleden persoon.
Maak je geen zorgen als je kind zich even wat minder goed kan concentreren op school. Vertel de leerkracht wel wat er aan de hand is.
Rouwen vanaf 12 jaar
Tieners weten, net als volwassenen, dat iedereen en alles wat leeft ooit doodgaat en niet meer terugkomt. In de puberteit kunnen kinderen bezig zijn met vragen als: ‘Waarom en waarvoor bestaan we?’ Bij een overlijden in de omgeving komt dit soort vragen nog meer naar voren. Dat kan verwarrend zijn en zoiets kan pubers diep raken.
Door een sterfgeval kunnen pubers veel voelen: boosheid, machteloosheid, angst, verdriet en schuldgevoel. Als je kind dit voor het eerst meemaakt, kan het zich verward voelen door al deze emoties. Tieners willen deze gevoelens soms niet toelaten en proberen dan niets te laten merken. Ze willen vaak niet met volwassenen praten over hun verdriet. Dat is normaal. Geef je kind gewoon eens een schouderklopje of sla een arm om je kind heen. Je zoon of dochter voelt dan steun en weet dat hij of zij bij je terecht kan. Ook (samen) dingen doen kan helpen.
Pubers willen bij hun eigen groep horen. Als ze door het verlies voelen dat ze anders zijn dan de anderen, zullen ze niet snel praten over hun gevoelens. Wanneer ze door het verlies juist bij een bepaalde groep gaan horen, zoeken jongeren wel steun bij elkaar. Rouwen versterkt dan de band met de groep.
Waar vind je hulp bij het omgaan met rouw?
Misschien vind je het moeilijk om je kind op een goede manier te helpen bij het rouwen. Dat is normaal als je zelf ook verdriet hebt of ook zorgen hebt over praktische en financiële zaken. Zoek steun voor jezelf en voor je kind. Vraag anderen jou te helpen en je kind te ondersteunen: grootouders, vrienden, een mentor of leerkracht op school en buren.
Hier kun je terecht voor hulp:
- De jeugdgezondheidszorg en de Ouderchat.
- Rouwbehandeling.nl – Over rouwbehandelingen voor volwassenen en kinderen.
- Achter de Regenboog.nl – Over het begeleiden van kinderen tijdens een rouwproces. Je kunt ook de advieslijn bellen: 085 047 15 71. De stichting organiseert bijeenkomsten voor lotgenoten.
- Rouwmeter voor kinderen – een zelftest voor je kind die aangeeft of je kind hulp nodig heeft bij het rouwproces.