Een te lage temperatuur kan betekenen dat het in de kamer te koud is voor je baby. Of dat je baby niet (goed) genoeg drinkt of dat je baby een infectie heeft. Wat kun je doen en wanneer bel je de huisarts?
Wat moet je doen als je baby een lage temperatuur heeft?
Kinderen kunnen op een infectie reageren met koorts. Pasgeboren baby’s kunnen ook juist een te lage temperatuur krijgen. Ondertemperatuur kan dus een teken zijn dat je kind een infectie heeft.
- Heeft je baby een lichaamstemperatuur van minder dan 36 graden (gemeten in het poepgaatje)? Controleer of de thermometer werkt en meet meteen nog eens.
- Heeft jouw baby in de eerste week na de geboorte een lagere temperatuur dan 36 graden? Bel dan direct je verloskundige, huisarts of de huisartsenpost.
- Leg je baby ook meteen bloot op jouw blote huid en dek hem of haar goed toe. Je kunt je baby ook extra voorverwarmde kleren aandoen.
- Meet je een temperatuur tussen 36 en 36,5 graden, zorg dan ook voor huid-op-huidcontact of doe je baby voorverwarmde kleren aan. Meet na een uur nog eens. De temperatuur moet dan een halve graad gestegen zijn. Is dat niet zo? Overleg dan met de huisarts.
Hoe voorkom je dat je baby te veel afkoelt?
Je baby kan ook een te lage temperatuur krijgen doordat het koud is. Baby’s koelen snel af, vooral ’s nachts.
Wat kun je doen?
- Leg je baby op je blote huid en dek hem of haar goed toe.
- Kleed je baby niet te warm en niet te koud.
- Zet je pasgeboren baby een katoenen mutsje op. Hij of zij verliest veel warmte via het hoofd.
- Verwarm het bed en de kleren voor met een kruik.
Lees hoe je een kruik veilig gebruikt. - Voed je baby genoeg (de eerste weken na de geboorte 8 tot 12 keer per 24 uur)
Wanneer bel je de huisarts?
Let goed op de kleur van je baby, de ademhaling, of je baby wakker en actief is en de geluidjes die hij of zij maakt. Als je baby erg ziek is, neem dan contact op met de huisarts.
Bel de huisarts bij een of meer van de volgende signalen:
- Je baby had ook bij een tweede meting (om te controleren of de meting klopte) een temperatuur lager dan 36 graden.
- Je baby maakt een suffe indruk, is stil, kijkt niet rond en drinkt niet krachtig.
- Je baby plast veel minder dan normaal. Baby’s drogen snel uit, dus dit is een reden om extra goed op te letten.
- Je baby maakt kreunende geluiden of krijgt vlekjes.