Kinderen hebben grenzen en regels nodig. Maar welke grenzen stel je? En wat doe je als je kind zich niet aan de regels houdt?
Waarom zijn regels en grenzen belangrijk?
Grenzen stellen is goed voor de relatie met je kind. Regels en grenzen maken je kind duidelijk wat je van hem of haar verwacht. Dat geeft een veilig gevoel. Je zult merken dat je kind zich prettiger gedraagt als de grenzen duidelijk zijn.
Welke regels en grenzen stel je aan je kind?
Regels gaan bijvoorbeeld over hoe je omgaat met spullen, waar je kind buiten mag spelen, hoe laat het thuis moet zijn en over hoe je met elkaar omgaat.
Zo stel je regels en grenzen:
- Maak alleen regels over de belangrijkste dingen. Vijf tot zeven regels is meer dan genoeg. Te veel regels kunnen kinderen niet goed onthouden. Het werkt niet om de hele dag ‘nee’ te zeggen. Ook is het met minder regels makkelijker om je er als ouder aan te houden.
- Leg van tevoren uit waarom deze regel er is en waarom iets niet mag. Vertel vooral ook wat wel mag. Zorg dat de regel eerlijk is. Laat je kind erop reageren, zodat je weet of je kind de regel begrijpt. Komt je kind met goede redenen om het anders te doen? Dan is het ook eerlijk om de regel te veranderen.
- Maak de regels het liefst positief. Bijvoorbeeld: ‘Voetballen doen we buiten’ in plaats van: ‘Niet binnen voetballen’.
- Overleg wat meer over de regels als je kind ouder wordt. Met een ouder kind kun je bijvoorbeeld overleggen over de bedtijd tijdens de vakantie.
- Heb je een partner? Bespreek samen de regels. Houd je er allebei aan. Lees hoe je samen kunt opvoeden.
In dit filmpje geeft Fiona tips die helpen bij het stellen van grenzen:
De youtube video wordt niet getoond omdat de cookies niet zijn geaccepteerd. Ga naar https://www.youtube-nocookie.com/embed/rjS_IKounY4?rel=0 om hem alsnog te bekijken.
Hoe maak je regels en grenzen voor je kind?
Als duidelijk is hoe je grenzen stelt, kan je kind zich er makkelijker aan houden. Zo maak je regels en grenzen voor je kind:
- Gebruik duidelijke taal. Dan weet je kind wat je verwacht. Bijvoorbeeld: ‘Als je hebt opgeruimd, mag je buiten spelen.’ Dat is duidelijker dan: ‘Straks mag je buiten spelen.’
- Geef zelf het goede voorbeeld. Mag jouw kind niet meer dan een uur per dag op de iPad of telefoon? Ga dan zelf ook niet de hele dag op je telefoon zitten.
- Ga niet teveel in discussie over regels. Reageer ook niet boos als je kind protesteert of tegen de regel in gaat. Je kunt zeggen dat een regel blijft zoals hij is. En dat je hier verder niet over gaat praten.
- Blijf ook grenzen stellen als het even niet goed gaat. Dat geeft je kind houvast.
- Heb je een tijdje niet zo op de grenzen gelet? Begin er dan opnieuw mee.
Wat doe je als je kind zich niet aan de regels houdt?
Vertel de regel nog een keer
- Zorg eerst dat je de aandacht van je kind hebt. Noem de naam van je kind en kijk hem of haar aan. Herinner je kind dan aan de regel. Vraag je kind wat hij of zij beter kan doen. Geef je kind daarna de kans om zich toch aan de regel te houden.
- Kies een goed moment om het gedrag van je kind rustig samen te bespreken. Is je kind druk met iets bezig? Wacht dan even tot hij of zij klaar is. Doe het liever niet na een ruzie.
- Doe niet negatief over je kind. Ook niet als je boos bent. Laat merken dat je last hebt van het gedrag van je kind en niet van je kind zelf.
Reageer niet
- Soms is het beter om niet te reageren. Bijvoorbeeld bij iets kleins als zeuren, protesteren, met een gek stemmetje praten of vieze woorden gebruiken. Je kind wil misschien alleen een reactie uitlokken. Je kind blijft bijvoorbeeld maar vragen stellen, als jij al welterusten hebt gezegd. Dan kun je het beste niet reageren en de deur achter je dichttrekken. Houd dit vol zolang het vervelende gedrag duurt. Voel je niet schuldig: je negeert niet je kind maar het gedrag van je kind. Als je wel reageert, beloon je het vervelende gedrag met aandacht.
Verbied gevaarlijk gedrag
- Grijp meteen in bij gevaarlijk gedrag, als je kind iemand pijn doet of iets kapot maakt. Zorg dat het gedrag stopt en verbied het. Zeg duidelijk nee en leg uit wat niet mag. Blijf rustig tegen je kind, ook als je boos bent. Of kom eerst tot rust voordat je je kind aanspreekt.
- Houd vol: nee is echt nee.
Zet je kind apart
- Blijft je kind doorgaan of wordt het gedrag erg? Laat je kind één minuut op een stoel zitten. Vertel wat je doet en waarom. Blijft je kind rustig een minuut zitten? Dan mag hij of zij van de stoel opstaan. Vertel nog een keer wat je van hem of haar verwacht. Doet je kind niet wat je zegt? Laat je kind dan opnieuw op de stoel zitten. Geef geen aandacht aan je kind als hij of zij op de stoel zit.
- Je kunt je kind ook even apart zetten. Doe dit pas na een laatste waarschuwing. Kies een plek waar het rustig is. En liefst ook saai, zodat je kind er niets te doen heeft. Vaak is 5 minuten genoeg. Leg uit waarom je je kind apart zet. Blijf rustig, ga niet in discussie. Jij bepaalt wanneer je kind weer terug mag komen.
Kies een straf
- Als je kind niet luistert kun je soms straf geven. Waarschuw eerst voordat je een straf geeft. Leg duidelijk uit waarom je straft. Straf meteen na het gedrag.
- Een straf moet passen bij wat je kind verkeerd heeft gedaan. En bij de leeftijd van het kind. Straffen moeten kort duren. Gooit je kind de fiets op de grond en loopt het weg? Dan mag je kind bijvoorbeeld een paar uur niet fietsen. Heeft je kind gevoetbald in de kamer? Dan gaat de bal die middag in de kast.
- Je kind een klus laten doen die hij of zij niet leuk vindt, kan ook een passende straf zijn. Bijvoorbeeld iets extra’s doen in huis. Of iets maken wat hij of zij kapot heeft gemaakt.
- Laat merken wat de gevolgen van zijn of haar gedrag zijn. Te lang getreuzeld? Dan kom je te laat bij muziekles.
- Geef niet te vaak straf. Dan werkt straffen niet meer. De band met je kind wordt er ook niet beter van.
- Dreig niet met iets wat je toch niet gaat doen. Zeg bijvoorbeeld niet: ‘Als je nu je speelgoed niet opruimt, gooi ik het allemaal weg!’ Zo leren kinderen dat ze hun zin kunnen doordrijven, omdat je toch niet echt doet wat je zegt.
- Sla je kind nooit. En doe je kind ook niet op een andere manier pijn. Het is slecht voor hun lichaam, het zelfvertrouwen van je kind en voor jullie band. Een kind leert er niets van. Slaan is niet voor niets verboden. Sla ook niet terug als jouw kind je slaat.
- Vraagt je kind vaak negatieve aandacht? Of gedraagt je kind zich zo vervelend dat je steeds boos wordt? Bedenk of je kind misschien ergens last van heeft. Misschien is je kind ziek of heeft hij of zij pijn. Zijn er misschien problemen op school of met andere kinderen? Probeer samen uit te zoeken waardoor je kind zich beter kan voelen. Je kunt er ook met de leerkracht over praten.
In dit filmpje vertelt presentatrice Fiona hoe je om kunt gaan met brutaal en opstandig gedrag:
De youtube video wordt niet getoond omdat de cookies niet zijn geaccepteerd. Ga naar https://www.youtube-nocookie.com/embed/GeYtb-NvsMw?rel=0 om hem alsnog te bekijken.