Je kind zegt de eerste woordjes als hij of zij 1 tot 1,5 jaar oud is. Als je kind 4 jaar wordt, kan hij of zij (eenvoudige) zinnetjes maken.
Praat iedere dag veel met je kind en luister naar hem of haar. Zo help je je kind steeds beter praten.
Hoe help je kinderen tot 3 jaar met leren praten?
- Vertel steeds wat je aan het doen bent of wat je denkt en voelt. Geef namen aan de dingen waarmee je bezig bent. Bijvoorbeeld: ‘Ik vouw je pyjama op.’ Of: ‘Wat is het mooi weer!’ Kijkt je kind ergens naar? Vertel hem of haar dan de naam ervan.
- Kijk naar de gebaren en lichaamstaal van je kind.
- Luister naar de woorden van je kind, terwijl je hem of haar aankijkt. Wacht rustig tot je kind klaar is met praten.
- Probeer altijd te begrijpen wat je kind bedoelt.
- Herhaal wat je kind zegt in goed Nederlands. Zegt je kind ‘balle’, zeg dan: ‘Goed zo, een ballon.’ Zegt je kind: ‘auto rijde’, zeg dan: ‘De auto rijdt’ of ‘De auto rijdt op de weg.’
- Praat tegen je peuter en geef het goede voorbeeld. Het is beter om geen kinderachtige taal te gebruiken. Noem de dingen bij de naam en gebruik goede (het liefst korte) zinnen. Noem een hond dus geen ‘woefwoef’.
- Bekijk samen met je kind een plaatjesboek en ga in op de reacties van je kind op het boek. Vertel wat je zelf ziet en moedig je kind aan om te vertellen wat hij of zij ziet. Dit doe je door vragen te stellen. Prijs je kind als hij of zij antwoord probeert te geven, en herhaal wat je kind zei. Je peuter leert veel van korte gesprekjes. Het gaat vooral om het samen plezier beleven aan het boek.
- Lees vaak samen met je kind, liefst ook op een vast tijdstip. Bijvoorbeeld voor het slapengaan.
- Geef je kind de tijd om te reageren.
- Speel met je kind.
- Laat je kind veel spelen met leeftijdsgenoten.
Hoe kun je kinderen tussen 3 en 4 jaar aanmoedigen?
- Praat veel met je kind, luister goed en beantwoord vragen. Stel zelf ook vragen, en vraag naar de mening van je kind.
- Praat over wat jullie gaan doen.
- Ga op vaste momenten met je kind in gesprek, zoals tijdens het eten en bij het naar bed gaan. Laat je kind vertellen wat hij of zij gedaan heeft. Vertel ook wat jij gedaan hebt.
- Speel samen veel spelletjes waarbij je van beurt moet wisselen. Rollenspellen zijn ook heel leerzaam.
- Houd een dagelijks ritueel, zoals samen lezen of een liedje zingen voor het slapengaan.
- Lees regelmatig voor. Praat samen over het verhaal of laat je kind het navertellen.
- Laat je kind veel spelen met leeftijdsgenoten.
Schelden en vloeken
Het is verstandig om zelf het goede voorbeeld te geven. Gebruik dus geen scheldwoorden, vloekwoorden of andere schuttingtaal. Probeer niet te lachen als je peuter zulke woorden gebruikt.
Niet durven praten
Ieder kind is wel eens verlegen. Besteed er niet te veel aandacht aan, maar probeer je kind te helpen. Praat je kind wel met mensen die het kent, maar gaat het ‘op slot’ bij vreemde mensen of in bepaalde situaties? Dan kan er meer aan de hand zijn dan gewone verlegenheid; je kind kan last hebben van selectief mutisme.
Wil je meer weten over de taalontwikkeling van je peuter?
Lees ook de artikelen Taal tussen 2 en 3 jaar en Taal tussen 3 en 4 jaar. Als je vragen hebt over de spraak- en taalontwikkeling van je peuter, ga dan naar je huisarts, een logopedist of de Jeugdgezondheidszorg.