Puber
Faalangst mood picture

Faalangst

Een kind met faalangst is vaak bang om dingen te proberen of door te zetten. Door het idee dat iets toch niet zal lukken, lukt dat vaak ook inderdaad niet. Het kind denkt dan: zie je wel, ik kan het niet. Van die gedachten krijgt je kind minder zelfvertrouwen. Door faalangst kunnen kinderen in de put raken. Hoe kun je een kind met faalangst helpen?

Faalangst kan positief of negatief zijn

Iedereen is wel eens bang om iets verkeerd te doen. Zeker als het belangrijks is. Je wilt het tenslotte zo goed mogelijk doen. Faalangst kan positief of negatief zijn.
Positieve faalangst moedigt je aan om iets goed te doen. Bij negatieve faalangst blijf je alleen maar denken aan wat er fout kan gaan. Dat werkt verlammend. Je probeert het niet eens meer, en het lukt dus ook niet.

Negatieve faalangst

Negatieve faalangst maakt dat kinderen minder presteren dan eigenlijk kunnen. Het gaat bijvoorbeeld om:

  • leren (spreekbeurt houden, een toets maken);
  • sporten (wedstrijden of optredens);
  • spreken in het openbaar of voor jezelf op komen.

Faalangst zie je vooral bij kinderen vanaf een jaar of 10 en als ze 12 en 13 zijn.

Hoe herken je faalangst?

Als je denkt dat je kind last heeft van (negatieve) faalangst, merk je dat bijvoorbeeld aan:

  • niets durven zeggen of vragen, verlegenheid;
  • niet beginnen aan iets moeilijks of het steeds uitstellen;
  • zenuwachtig zijn over een moeilijke taak;
  • snel opgeven: ‘Dat lukt toch niet!’
  • weinig zelfvertrouwen en een negatief zelfbeeld: ‘Dat kan ik niet!’
  • dingen die wel gelukt zijn kleiner maken: ‘Dat was geluk, normaal zou ik dat nooit kunnen!’
  • veel piekeren.

Je kind kan zich ook echt ziek of misselijk voelen als het ergens tegenop ziet. Je kind kan onrustig zijn, veel zweten, snel blozen of last hebben van hartkloppingen, hyperventilatie en een droge mond. Maar je ziet ook wel kinderen met faalangst, die gaan stotteren, trillende handen hebben, oogcontact vermijden of vaak naar de wc moeten. Ook buikpijn en hoofdpijn komen voor en slecht gaan eten.

Faalangst van een kind voorkomen

  • Geef je kind een compliment als hij of zij iets moeilijks probeert, ook al mislukt het.
  • Kraak je kind nooit af als iets niet lukt.
  • Leg geen nadruk op prestaties, doe niet overdreven enthousiast als iets lukt en negeer het ook niet helemaal als het niet lukt. Doe er gewoon over; soms lukken dingen nu eenmaal niet.
  • Verwacht niet te veel van je kind, maar ook niet te weinig.
  • Als je kind zelf dingen doet, is dat goed voor het zelfvertrouwen.

Kind met faalangst helpen

  • Praat met je kind als het bang is om te falen. Laat merken dat je hem of haar serieus neemt. Zeg dat je begrijpt hoe je kind zich voelt en dat het beter wordt.
  • Bespreek de angst van je kind ook met de leerkracht op school. Die heeft hier vaak ervaring mee en kan je kind op verschillende manieren helpen.
  • Help je kind zijn of haar zelfvertrouwen te vergroten. Laat merken dat jij gelooft dat dingen wél zullen lukken. Reageer positief op wat je kind probeert. Als kinderen hun best doen is dat altijd goed genoeg.
  • Wees niet te beschermend en probeer niet alles voor je kind op te lossen. Dat versterkt faalangst juist.
  • Geef kinderen niet het gevoel dat ze perfect moeten zijn, want dat kan niet; niemand is perfect. Zeg ook niet dat ze spontaan of flink moeten zijn, want dat kan niet als ze zich niet zo voelen.
  • Vergelijk je kind niet met anderen.

Wat ging er wel goed?

Kinderen met faalangst kijken meestal alleen naar wat niet goed gaat.

  • Je kunt tegen je kind zeggen: “Je noemt twee dingen die niet goed gingen; noem er nu eens twee die wel goed gingen.” Zo neem je de faalangst serieus en geef je je kind de mogelijkheid om dingen van een positievere kant te bekijken.
  • Laat je kind dit zelf doen zodat je niet de indruk versterkt dat je kind het niet zonder hulp kan.

Het is belangrijk om positieve verwachtingen te hebben: “Het gaat je lukken!”

  • Zeg dat je merkt dat je kind iets lastig vindt, maar maak het negatieve gevoel van je kind niet groter.
  • Laat niet merken dat je bezorgd bent, maar blijf rustig en straal vertrouwen uit.
  • Geef je kind regelmatig complimenten als je kind iets doet wat hij of zij moeilijk vindt. En ook als je kind niet opgeeft, maar blijft proberen.
  • Doe samen dingen waarbij het niet om prestaties gaat, zoals schilderen of picknicken.

Help je kind om het zelf te doen

Begeleid je kind als het nodig is bij moeilijke situaties. Maar doe dat wel zo dat je kind het daarna weer zelf kan.

  • Een moeilijke taak, bijvoorbeeld een spreekbeurt maken, kun je samen met je kind indelen in overzichtelijke stapjes. Vertel na ieder ‘stapje’ dat het goed gaat.
  • Geef zelf het goede voorbeeld: laat zien dat jij iets dat je moeilijk vindt toch aanpakt.

Hulp zoeken bij faalangst

In overleg met je kind kun je besluiten om een faalangsttest te laten doen. Leg goed uit dat het geen prestatietest is, maar gewoon een manier om uit te zoeken wat er precies aan de hand is. Op basis van die test kan er een plan gemaakt worden om je kind te leren om positiever en rustiger te denken in moeilijke situaties.

Sommige scholen kunnen een faalangsttest doen. Ook bestaan er cursussen om met faalangst om te leren gaan. Bespreek met de leerkracht, intern begeleider of zorgcoördinator op school wat de mogelijkheden zijn.

In dit filmpje vertelt Fiona hoe je kunt omgaan met faalangst van je kind:

De youtube video wordt niet getoond omdat de cookies niet zijn geaccepteerd. Ga naar https://www.youtube.com/embed/XXleWpYbFGA?si=G1jzMcOWSeP7Lmdj om hem alsnog te bekijken.

Meer informatie over faalangst

  • Thuisarts.nl – Mijn kind heeft faalangst
  • Wijzijnmind.nl – Informatie over faalangst en een aanpak, voor oudere kinderen en jongeren zelf