Basisschoolkind
Taalontwikkeling mood picture

Taalontwikkeling

Hoe ouder je kind wordt, hoe meer taal hij of zij gebruikt. Hoe gaat de spraak- en taalontwikkeling van je kind op de basisschool? Om steeds beter te worden in taal moet je kind veel oefenen. Hoe help je als ouder bij de taalontwikkeling van je kind?

Hoe leert je kind taal?

Op de basisschool leert je kind veel taal. Je kind leert gebeurtenissen navertellen en gedachten en gevoelens in woorden uitspreken. Je kind leert ook lezen en begrijpen wat hij of zij leest, en een verhaal schrijven. Als ouder kun je ook helpen bij de taalontwikkeling van je kind. Het is goed om van jongs af aan veel met elkaar te praten en veel voor te lezen.

Ook als je zelf geen of weinig Nederlands spreekt, kan je kind goed Nederlands leren. Je kunt je kind meertalig opvoeden.

Taal tussen 4 en 6 jaar

  • Als je kind 4 jaar is maakt hij of zij meestal goede, eenvoudige zinnen. Kinderen kennen op deze leeftijd al veel woorden en leren er elke dag ook nog veel nieuwe woorden bij. De uitspraak van de woorden is al bijna helemaal goed.
  • Kleuters verspreken zich nog wel eens als ze veel willen vertellen. Bij een normale taalontwikkeling gaat je kind nu ook steeds meer langere zinnen maken. Ook gaat je kind zinnen gebruiken met ‘en’, ‘of’, ‘want’, ‘maar’ en ‘omdat’.
  • Je kind leert nu ook praten over wat eerder is gebeurd (vroeger), wat nog moet gebeuren (toekomst) of over gedachten. Verder gaat je kind ‘schrijven’ ontdekken en wat je daarmee kunt doen, bijvoorbeeld een kaart schrijven.
  • Rond 5 à 6 jaar heeft je kind de basis voor taal geleerd. Je kind leert dan nog wel beter worden in taal. Hij of zij gaat bijvoorbeeld meer ingewikkelde zinnen gebruiken. En natuurlijk nieuwe woorden leren.

Wil je je kind helpen bij de taalontwikkeling? Praat en speel dan veel met je kind.

  • Kleuters zijn heel nieuwsgierig en kunnen onverwachte vragen stellen over allerlei onderwerpen.  Grijp die kans dan meteen voor een gesprek waarin je kind weer nieuwe, moeilijkere woorden leert.
  • Ga samen rijmen en zingen, lees voor en geef je kind de kans om te schrijven. Het hoeven natuurlijk nog geen letters te zijn.

Taal tussen 6 en 9 jaar

Op deze leeftijd leren kinderen lezen en schrijven. Het is heel belangrijk om te leren lezen. Bij alle vakken op school is het nodig om goed te kunnen lezen, ook bij rekenen. Veel sommen in het rekenboek staan in de vorm van een verhaal.

Door lezen leren kinderen steeds meer over taal. Ze leren meer woorden en ze maken steeds langere en betere zinnen. Bovendien leren kinderen door te lezen ook beter na te denken. En lezen zet hun fantasie aan het werk.

  • Je kind leert niet alleen veel nieuwe woorden, maar ook welke betekenissen een woord heeft. Zo is een bank iets om op te zitten en een plek om geld te bewaren. Verder leert je kind dat verschillende woorden (ongeveer) hetzelfde kunnen betekenen, zoals bijvoorbeeld rennen en hollen.
  • Belangrijk is ook dat kinderen ‘diepe’ woordkennis krijgen. Bijvoorbeeld het woord ‘appel’. Je kind leert de eigenschappen van een appel: hij is rond, heeft een klokhuis met pitjes en een harde schil. Je kind leert dat een appel hoort bij de groepen fruit en voeding, en dat er allerlei woorden zijn die te maken hebben met appel: appelsap en appelmoes. Er zijn spreekwoorden met appel en nog veel meer. Het leren kennen van nieuwe woorden gaat het hele leven door.
  • Je kind leert een woord niet door het na te zeggen. Je kind leert het door ervaringen in allerlei situaties waarbij het woord wordt gezegd.

Taal tussen 9 en 12 jaar

Vanaf ongeveer 8 jaar kan je kind waarschijnlijk alle klanken goed uitspreken. Kinderen leren de regels van de grammatica nu ook steeds beter: de manier waarop zinnen worden gemaakt en hoe ‘doe-woorden’ (werkwoorden) veranderen.

Dat betekent niet dat ze de regels allemaal goed gebruiken. Vanaf groep 4 krijgt je kind ‘begrijpend lezen’ en gaat hij of zij zelf stukjes schrijven. De woordenschat en spelling worden steeds beter. Je kind kan steeds beter vertellen of opschrijven wat hij of zij denkt, bedoelt of meemaakt. Op deze leeftijd begrijpen kinderen informatie die ze lezen of horen al behoorlijk goed. Ze kunnen steeds beter hun mening geven.

Tips om je kind te helpen bij taalontwikkeling

  • Praten is communiceren. Daarbij hoort ook: oogcontact en geduld. Je kind moet leren dat je om de beurt praat. Anders hoor je niet wat de ander zegt.
  • Praat veel met je kind. Dat kan eigenlijk de hele dag door: tijdens het eten, tijdens het naar school lopen en bij het naar bed gaan. Maak van het naar bed gaan een ritueel. Praat samen na over de dag. Vaak vertelt je kind voor het slapen gaan nog wat hij of zij  heeft gedaan of beleefd.
  • Vertelt je kind een verhaal? Neem dan de tijd om er rustig naar te luisteren. Laat je kind helemaal uitpraten voordat je reageert. Help je kind zo nodig verder vertellen door iets te herhalen wat hij of zij heeft gezegd of door een vraag te stellen.
  • Praat je kind weinig? Stel dan niet te veel vragen. Dat werkt niet. Je kunt beter iets vertellen wat jij zelf hebt meegemaakt. Je kind kan daar dan op reageren.
  • Lees veel voor, ook als je kind al zelf kan lezen. Ga naar de Bibliotheek en laat je kind zelf boeken lezen.
  • Laat je kind ook eens naar digitale boeken kijken. Deze boeken kun je op voorlezen zetten of je kind kan zelf lezen.
  • Er zijn veel computerspellen, websites en apps voor de taalontwikkeling. Maar let wel op de beeldschermtijd. Na 20 minuten ‘dichtbij werk’ is het goed om 20 seconden in de verte kijken. Daarnaast is het belangrijk om 2 uur per dag buiten te zijn. Dat is veel gezonder voor de oogontwikkeling.
  • Samen rijmen, gedichten opzeggen en liedjes zingen is goed voor de taalontwikkeling. Het is ook leuk om samen liedjes en (gekke) versjes te verzinnen.
  • Probeer leuke dingen te doen met je kind. In iedere situatie leert je kind weer nieuwe woorden en zinnen.
  • Doe taalspelletjes en andere spellen. Een rollenspel is bijvoorbeeld heel goed voor de taalontwikkeling. Ook als kinderen met elkaar een fantasiespel spelen, is dat heel goed voor hun taal.
  • Doe activiteiten waarbij je schrijft, zoals een kaart schrijven, een boodschappenlijst maken, een brief sturen aan oma, enzovoort.