Peuter/ruzie
Samenspelen en ruzie mood picture

Samenspelen en ruzie

Kijkt je peuter graag naar andere kinderen? Tot een jaar of 2 speelt een kind meestal nog niet samen met andere kinderen. Spullen delen is ook moeilijk. Vanaf een jaar of 3 beginnen peuters met samenspelen. Soms komt er ruzie. Dat hoort erbij. Hoe help je je peuter samen te spelen, spullen te delen en hoe kun je reageren op ruzies?

Waarom is samenspelen nog moeilijk?

Peuters moeten nog leren samenspelen. Ze kunnen ook nog niet goed speelgoed delen of op hun beurt wachten bij een spelletje. Ze begrijpen nog niet goed dat anderen ook gevoelens en wensen hebben.

Tot je kind 2 jaar is, speelt je kind meestal náást andere kinderen.  De peuters zitten in dezelfde ruimte, soms met hetzelfde speelgoed. Maar elk kind is zelf bezig. Ze kijken wel naar elkaar en doen elkaar na.
Pas tussen de 3 en 4 jaar gaan kinderen echt met elkaar spelen. Je kind gaat dan merken dat andere kinderen ook wensen en gevoelens hebben. Ze gebruiken dan hetzelfde speelgoed, houden al een beetje rekening met elkaar en reageren op elkaar.

Wat leren kinderen van samenspelen?

  • speelgoed delen en af en toe even wachten;
  • zich inleven in andere kinderen;
  • rekening houden met andere kinderen;
  • dat het leuk is om vriendjes en vriendinnetjes te hebben;
  • dat je ruzie kunt oplossen met woorden in plaats van met schoppen en slaan.

Samenspelen is ook goed voor de taal– en denkontwikkeling. En voor het krijgen van en fantasie en gevoel voor humor.

Hoe help je je kind samen te leren spelen?

  • Breng je kind in contact met andere kinderen. Je kunt je kind ook opgeven voor de speelleergroep. Dit heette eerst peuterspeelzaal. Kinderen leren op de speelleergroep samenspelen.
  • Geef zelf het goede voorbeeld. Laat zien hoe jij met andere mensen omgaat.
  • Doe spelletjes met je kind. Bijvoorbeeld tikkertje of verstoppertje. Of makkelijke spelletjes waarin je ‘om de beurt’ iets moet doen. Zo leert je kind te wachten.
  • Vanaf ongeveer 3 jaar kun je ook spelletjes met regels spelen. Kies korte spelletjes met makkelijke regels zoals memory of domino. Hiermee leren kinderen zich aan regels te houden, op hun beurt te wachten, rekening te houden met anderen en omgaan met verliezen en winnen.
  • Geef woorden aan gevoelens. Zeg bijvoorbeeld: ‘Kijk, je vriendinnetje huilt. Ze is verdrietig, omdat ze haar knuffel kwijt is.’ Een kind kan beter omgaan met anderen als hij of zij zich leert inleven in de gevoelens van anderen.
  • Geef je kind een compliment als hij of zij samenspeelt of iets deelt.
  • Leer je kind dat een ander ook ‘nee’ kan zeggen. Dat moet hij of zij dan accepteren.
  • Vertel je kind dat sommige spullen van iemand anders zijn. Hij of zij mag die niet zomaar afpakken. Leer je kind om te vragen om iets dat jij hebt. En vraag zelf ook eens een speeltje aan je kind.

Waarom vinden peuters het moeilijk om spullen te delen?

Kinderen van deze leeftijd kunnen moeilijk delen. Een peuter kan speelgoed zien als onderdeel van zichzelf en dan is het logisch dat je dat moeilijk afstaat. Ze houden hun spullen goed in de gaten en als iemand er aankomt, zullen ze dat niet snel toelaten. Je hoort je kind vast vaak ‘van mij!’ zeggen. Kinderen willen iedereen dan laten weten dat iets van hen is. Ze zijn gehecht aan wat ze hebben.

Hoe help je je peuter te leren delen?

  • Het is niet goed om peuters te dwingen om te delen. Dan wordt het de volgende keer nog moeilijker. Probeer het over een poosje opnieuw. Misschien is hij of zij er dan wel aan toe.
  • Je kunt wel alvast het goede voorbeeld geven. Bijvoorbeeld als je iets lekkers hebt gekregen op je werk of als je een cake hebt gebakken. Vertel hardop dat je deelt, en dat iedereen evenveel krijgt.
  • Spelletjes doen, waarbij je om de beurt iets moet doen, helpt je kind ook om te leren delen.
  • Als je kind het nog te moeilijk vindt om te delen, leg dan voor er bezoek komt het lievelingsspeelgoed weg, en maak afspraken met je peuter over waar andere kinderen wel of niet mee mogen spelen.
  • Oefenen met delen is makkelijker met iets dat niet van hem of haar is. Laat je peuter bijvoorbeeld zelfgebakken koekjes uitdelen. Je kunt je kind ook een taak geven: “Zorg jij dat iedereen evenveel rozijntjes krijgt?” Als dat goed gaat, kan je kind tijdens het spelen misschien iets delen waar hij of zij er meer van heeft. Bijvoorbeeld autootjes of bouwblokken. Let op dat je kind de uitgeleende spullen na een korte tijd ook weer terugkrijgt.
  • Als wat oudere peuters hun speelgoed niet willen delen, kun je leren hoe ze dit kunnen oplossen. Bijvoorbeeld door ieder een deel van het speelgoed te gebruiken of er om de beurt mee spelen.
  • Wat oudere peuters kun je uitleggen waarom delen belangrijk is. Vertel dat samenspelen ook betekent dat je samen met speelgoed kunt spelen. Dat hoort bij vriendjes zijn. Maar dat het speelgoed van je kind blijft: het andere kind gaat weer naar huis en neemt zijn of haar speelgoed dus niet mee.

Wat kun je doen als je peuter ruzie heeft?

Soms is er ruzie. Dat hoort erbij. Kinderen leren daarvan hoe ze met strijd om kunnen gaan en het kunnen lossen. Hoe kun je reageren op ruzies van jouw kind met andere kinderen?

  • Geef je kind vanaf ongeveer 3 jaar de kans om probleempjes zelf op te lossen. Kijk van een afstand of ze er zelf uitkomen. Geef een compliment als dat lukt. Grijp wel in als het uit de hand dreigt te lopen.
  • Benoem wat je ziet en wat de gevolgen zijn: ‘Ik zie dat Ben slaat en dat Joris huilt. Slaan mag niet, dat doet pijn.’
  • Benoem wat er aan de hand is, als je dat kunt zien: ‘Jullie willen allebei alleen met de brandweerauto spelen, maar dat gaat niet.’ Bedenk dan samen met de kinderen een oplossing waar ze allebei tevreden mee kunnen zijn. Ze kunnen bijvoorbeeld om de beurt met de brandweerauto spelen.