Ieder kind is wel eens bang. Bang zijn is normaal en soms zelfs nuttig, om te waarschuwen bij gevaar.
Bij elke leeftijd horen andere angsten. Als je kind 4 of 5 jaar is, heeft het heel veel fantasie. Daar kan het soms bang van worden. Gordijnen kunnen er bijvoorbeeld ineens uitzien als spoken. Dit soort angsten gaat vanzelf over. Je kunt je kind helpen door er samen over te praten. Neem je kind serieus. Angsten die veel voorkomen bij basisschoolkinderen zijn: angst voor alleen zijn, het donker, onweer, honden (of andere dieren), een ongeluk, brand of een inbreker in huis. Ook kan je kind bang zijn dat jou iets overkomt.
Bang zijn van 6 tot 8 jaar
Als je kind ouder wordt, leert hij of zij steeds meer over goed en fout. Daarmee kan ook de angst ontstaan om dingen fout te doen. Dit heet faalangst. Vanaf ongeveer 8 jaar herkennen kinderen beter het verschil tussen echt en fantasie. De angsten door fantasie verdwijnen tussen 6 en 8 jaar, hoewel ze soms nog wel te merken zijn. Soms komen er andere angsten. Zo kan je kind bijvoorbeeld opeens bang zijn voor de dood. Op deze leeftijd beginnen kinderen te begrijpen dat opa of oma die dood is, echt niet meer terugkomt. Ze kunnen bang worden om jou te verliezen, of allebei de ouders. Dit zijn meestal maar korte momenten van angst. Even later zijn ze die weer vergeten.
Bang zijn tussen 8 en 12 jaar
Kinderen in deze leeftijd vinden het belangrijk om vrienden te hebben. Ze willen erbij horen en hetzelfde zijn als anderen. Als je kind denkt anders te zijn dan andere kinderen, maakt hij of zij zich daar misschien zorgen over. Sommige kinderen zijn bang om afgewezen te worden of om kritiek te krijgen. Je kunt daar samen over praten. Geef je kind het gevoel dat hij of zij ‘goed is zoals hij of zij is’. Dit is goed voor het zelfvertrouwen.
Bij het ouder worden kan je kind zich steeds beter voorstellen hoe iets in de toekomst kan gaan. Omdat kinderen steeds meer weten over de wereld, kunnen ze ook bang zijn voor dingen die misschien nog gaan gebeuren. Denk bijvoorbeeld aan oorlog. Dat zien ze tenslotte iedere dag op het Jeugdjournaal. Aan de andere kant gaan ze steeds beter het verschil begrijpen tussen hun eigen situatie en gebeurtenissen ver weg.
Hoe weet je dat je kind bang is?
Een heel normale reactie bij angst is dat je kind:
- zich stevig aan je vasthoudt of weg wil uit een situatie;
- anders doet dan anders, bijvoorbeeld de clown uithangen, driftig of boos worden;
- lichamelijk reageert, bijvoorbeeld hoofd- of buikpijn heeft, een wit gezicht krijgt, huilt, trilt, klamme handen krijgt, schrikt of weer in bed gaat plassen;
- veel droomt en niet kan of wil slapen;
- niet (meer) alleen durft te zijn;
- dingen uit de weg gaat waar hij of zij bang voor is;
- veel met een gebeurtenis bezig is en bijvoorbeeld enge situaties naspeelt;
- last heeft van heimwee heeft als hij of zij gaat logeren.
Als de reden om bang te zijn weg is, verdwijnt ook de reactie. Blijft de reactie bestaan als de reden voor de angst weg is, kan dit heel vervelend zijn voor je kind. Vraag dan advies aan je huisarts of de jeugdgezondheidszorg.
Wat kun je doen als je kind bang is?
- Laat je kind weten dat je ziet dat hij of zij bang is. Probeer je kind te laten vertellen waarvoor hij of zij bang is. Neem angsten serieus en noem ze geen aanstellerij. Praat erover. Je kind voelt zich dan begrepen en gesteund.
- Blijf zelf rustig. Het kan helpen om je op je eigen ademhaling te concentreren. Lukt dit niet, dan kun je vertellen dat je de situatie zelf ook niet zo prettig vindt.
- Ga er niet in mee als je kind dingen uit de weg wil gaan, moedig aan om toch nieuwe dingen te proberen. Maar dwingen heeft geen zin.
- Beloon het gedrag dat je graag wilt zien. Geef je kind een compliment als hij of zij iets doet dat het eng vindt en als het lukt om rustig te blijven in enge situaties.
- Geef het goede voorbeeld. Laat zien dat je zelf ook op moeilijke situaties afgaat en deze niet ontwijkt. Als jij je angstig gedraagt, kun je dit overdragen op je kind.
- Bedenk samen dingen die kunnen helpen in enge situaties, zoals je ontspannen en aan iets leuks denken.
- Help je kind stap voor stap zich over angsten heen te zetten. Als je kind bijvoorbeeld bang is voor honden, ga dan eerst samen naar plaatjes kijken van honden, en probeer dan eens een kleine en daarna een grotere hond te aaien. Als het beter gaat, kun je je kind leren dat je niet zomaar alle honden kunt aaien die je niet kent, omdat dit gevaarlijk kan zijn.
- Speel de enge dingen samen na: ‘Ik ben nu een monster, jij bent de held.’
- Geef je kind speelgoed om mee te oefenen; bijvoorbeeld een dokterskoffertje als je kind bang is voor een ziekenhuisbezoek, of speelgoedinsecten als het bang is voor insecten.
- Probeer samen met je kind leuke gedachten te bedenken, die je kind kan gebruiken als hij of zij bijvoorbeeld ligt te piekeren in bed.
- Is je kind vaak bang? Lees dan verder op Thuisarts.nl
Is het een angststoornis?
Maak je je veel zorgen over de angst van je kind? Heeft de angst invloed op het dagelijks leven van je kind? Bespreek dit dan met de huisarts of Jeugdgezondheidszorg. Het kan zijn dat je kind een angststoornis heeft.
Meer informatie over angstklachten
- ADF Stichting – Patiëntenvereniging voor mensen met angst- of dwangklachten.
- Bibbers.nl – Tips, spelletjes en filmpjes voor kinderen met angstklachten en hun ouders.